In dit artikel zullen we Groeivorm vanuit verschillende invalshoeken en perspectieven verkennen met als doel het belang, de impact en de relevantie ervan in de huidige context grondig te begrijpen. We zullen de verschillende facetten en dimensies van Groeivorm belichten, de invloed ervan op verschillende gebieden onderzoeken en de interactie ervan met andere elementen die onze realiteit vormgeven. Door middel van een gedetailleerde en uitputtende analyse zullen we de complexiteit en diepgang van Groeivorm onthullen, waardoor we een alomvattende visie bieden waarmee we de betekenis ervan ten volle kunnen waarderen. Met behulp van een holistische benadering zullen we Groeivorm benaderen vanuit een veelzijdig perspectief, waarbij we de lezer uitnodigen om zich onder te dompelen in een reis van ontdekking en begrip die hun horizon verbreedt en hun kennis over dit onderwerp verrijkt.
Planten kunnen in groeivormen worden ingedeeld op grond van hun habitus: hun algemene uiterlijke morfologische kenmerken. Bij de zaadplanten wordt dan bijvoorbeeld gekeken naar de mate van verhouting van de stengel (stam) en de mate en plaats van vertakking, naar het al of niet afvallen van de bladeren en hun algemene vorm.
Zaadplanten
De indeling in groeivormen naar morfologische kenmerken voor zaadplanten is grotendeels verwerkt in de indeling in levensvormen volgens Raunkiær. De verschillende literatuur over definities van groeivormen en levensvormen is vaak verwarrend en tegenstrijdig. Een min of meer gebruikelijke indeling, waarop naar behoefte variaties worden gemaakt, volgt hieronder.
De indeling in levensvormen van Raunkiær wordt veel gebruikt en is veelvuldig aangepast.
Therofyten zijn eenmaal bloeiende (hapaxanthe), kruidachtige soorten die hun levenscyclus voltooien in minder dan een jaar. Therofyten vormen geen organen voor overwintering, maar ze overwinteren door zaden.
Epifyten leven vastgehecht op andere planten (niet afgebeeld).
Chamefyten zijn rechtopstaande en kruipende planten met de knoppen tussen de één en 30 cm boven de grond. De knoppen worden meestal beschermd door de sneeuw en profiteren van het microklimaat boven de bodem.
vetplant (bladeren verdikt of afwezig, stengel verdikt; daar vindt de opslag van water plaats).
grasachtige planten (met lange smalle bladeren; bv. grassen, zeggen, russen en biezen).
Hemikryptofyt (→ 4) hebben hun knoppen direct op de bodem, zodat ze worden beschermd door de strooisellaag. De knoppen bevinden zich vaak in basale delen van scheuten van het voorgaande jaar.
rozetplanten (hebben een zeer verkorte stengel met een bladrozet).
polvormende planten.
rechtopstaande en opstijgende planten.
Geofyten of kryptofyten vormen ondergrondse in de organen voor overwintering en knoppen die bijzonder goed worden beschermd.
Een globale indeling bij de mossen is die op grond van kun algehele vertakkingswijze, de bouw van de plant met van stengels en zijtakken en de plaats van de sporenkapsels. De onderscheiden groepen zijn topkapselmossen, slaapmossen en cladocarpe mossen. Enkele groepen passen niet goed in deze indeling, zoals de veenmossen.
Een wat nauwkeuriger indeling bij mossen is:
Eenjarige mossen
Alleenstaande mossen
Lage zoden
Kussens
Waaiers
Matten
Hoge zoden
Weefsels
Hangende mossen
Boomvormige mossen
In zijn mossentabel (een determinatietabel voor levermossen, mossen en hauwmossen) onderscheidt Margadant de volgende praktische groepen: