Romoesja

In dit artikel wordt Romoesja vanuit verschillende perspectieven behandeld, met als doel een compleet en gedetailleerd beeld van dit onderwerp te geven. De oorsprong, de ontwikkeling ervan in de loop van de tijd en de implicaties ervan in de huidige samenleving zullen worden geanalyseerd. Bovendien zullen verschillende meningen en standpunten worden gepresenteerd waardoor de lezer zich een duidelijk en objectief idee kan vormen. Door middel van een rigoureuze en kritische aanpak is het doel een mondiale visie te bieden die uitnodigt tot reflectie en debat. Romoesja is een zeer relevant onderwerp dat het verdient om in zijn geheel bestudeerd en begrepen te worden. Daarom wordt dit artikel voorgesteld als een fundamenteel hulpmiddel voor diegenen die geïnteresseerd zijn in het verdiepen van het begrip ervan.
Aankomst van romoesja's (romushas) uit Japan in Nederlands-Indië, 4 december 1946
Spoorweg tussen Thailand en Birma aangelegd door romoesja's, 2006

Een romoesja (Japans: 労務者, rōmusha: "arbeider") was een veelal uit Java afkomstige arbeider die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië onder aan slavernij grenzende omstandigheden voor de Japanse bezetter moest werken. Volgens schattingen van de U.S. Library of Congress zijn tussen de 4 en 10 miljoen romoesja's door de Japanners tewerkgesteld. Als gevolg van de slechte omstandigheden waaronder ze moesten werken, zijn minstens 100.000 romoesja's omgekomen, vermoedelijk veel meer.

Aanvankelijk werden de romoesja's geronseld, waarbij Indonesische nationalisten als Mohammed Hatta en Soekarno een belangrijke propagandistische rol speelden. Met name Soekarno hoopte door een toegeeflijke houding tegenover de Japanners de onafhankelijkheid van Indonesië dichterbij te brengen. Naarmate de oorlog vorderde, pasten de Japanners steeds meer dwang toe. In de laatste fase van de oorlog werden romoesja's door de Japanners ook onder dwang naar andere delen van Azië overgebracht om daar dwangarbeid te verrichten, onder andere in kolenmijnen en bij de aanleg van de Pakanbaroe-spoorweg en de Birmaspoorweg. Alleen al bij de aanleg van de Pakanbaroe-spoorweg door het Sumatraanse oerwoud werden 102.000 romoesha's ingezet, van wie vier op de vijf omkwam door de ontberingen.